Bijdrage: jeugd en jeugdhulp
woensdag 15 oktober 2014 De afzonderlijke agendapunten over de zorg en de decentralisaties tijdens de raadsvergadering van dinsdag 14 oktober behandelde raadslid en fractie-zorgspecialist Bert Doek. Bij agendapunt 9 ging hij in op een voor de gemeente volledig nieuwe verantwoordelijkheid: de jeugdzorg.
Halen we de deadlines wel? Hoe staat het ervoor met de inkoopcontracten? Kunnen we nog verrast worden door de nadere regels die het college wil opstellen met betrekking tot de jeugdhulp? Kunnen we er bijvoorbeeld vanuit gaan dat de PGB voor jeugdhulp gelijkluidend is aan de door ons gewenste regels voor maatschappelijke ondersteuning? Hoe is de toegang tot de jeugdvoorzieningen in de praktijk geregeld?
De uitvoering van de jeugdhulp wordt een volledige nieuwe verantwoordelijkheid van de gemeente. En dat is best spannend, vooral voor de mensen die de zorg en ondersteuning nodig hebben. De gedachte is dat een lokale uitvoering van de jeugdzorg tot beter maatwerk kan leiden. En door slimme verbindingen te leggen met de WMO en de participatiewet kan het wellicht effectiever en goedkoper.
De vraag is nu of de lokale vertaling van het regionaal beleidsplan daarvoor de juiste randvoorwaarden biedt. Onze fractie heeft grote aarzelingen om hierop een positief antwoord te geven.
Goede jeugdzorg begint met preventie. Zoveel mogelijk voorkomen dat er problemen ontstaan en waar zorg nodig is, zorgdragen voor een goed sociaal netwerk. Preventie is niet alleen voorkomen van problemen, maar is ook investeren in een tijdig beschikbaar en toegankelijk zorgaanbod dat voorkomt dat duurdere zorg nodig is.
Concreet: als een jongere met forse gedragsproblemen al in vroeg stadium bij bijv. een zorgboerderij terecht kan, neemt de kans af dat hij of zij later in een intramurale instelling moet worden opgenomen. De kosten van een verblijf op een zorgboerderij staan in geen verhouding tot de kosten van een intramurale jeugdinstelling.
Vorige maand hebben we een besluit genomen over de instelling van sociale teams. Onze fractie heeft toen de vinger gelegd bij de wijze waarop de toegang tot de jeugd wordt geregeld. Inmiddels krijgen we signalen waardoor onze fractie zich enige zorgen maakt. Ik wijs op de brief die de Kleine Aanbieders Midden Holland begin oktober aan de raad hebben gestuurd.
Daarin staat dat de toegang tot de jeugdzorg in handen ligt van de grootste aanbieder van jeugdzorg, die ongeveer 50% van het jeugdbudget ontvangt. Met de bezuinigingen die ook deze organisatie te wachten staat, is het natuurlijk niet zo gek als in de zorgtoewijzing nadrukkelijk rekening wordt gehouden met het eigen aanbod. Deze perverse prikkel moeten we niet willen.
Wij willen zekerheid dat de toegang tot de zorg op een efficiënte manier wordt geregeld. Onze fractie wil daarbij de garantie dat de kleine aanbieders een volwaardige positie innemen binnen het speelveld van jeugdzorgvoorzieningen. Hun flexibiliteit en deskundigheid zijn wat ons betreft onmisbaar. Kan het college toezeggen dat ook de kleine aanbieders betrokken worden bij de verdere inrichting van de sociale teams?
Voorzitter, veranderingen brengen enige onzekerheid met zich mee. Maar de impact en consequenties van de decentralisatievoorstellen op het persoonlijk niveau zijn moeilijk te overzien. Ook de beperkte tijd die we hebben om hierover met elkaar te spreken voelt voor onze fractie ongemakkelijk. En nog lang niet alles is klaar…
Onze fractie twijfelt of dit al het moment is waarop we als Raad akkoord moeten gaan, of dat we eerst meer inzicht moeten krijgen in de wijze waarop de toegang tot de jeugdzorg is georganiseerd en de consequenties die daaraan vastzitten voor aanbieders en zorgvragers.