Bijdrage Grondbeleid 2015
dinsdag 17 februari 2015 Op de raadsvergadering van dinsdag 17 februari werd ook de nota Grondbeleid behandeld. Een technisch en lastig dossier. De bijdrage van raadslid Aart Slobbe is het beste samen te vatten met zijn laatste zin: "Voorzitter, het zal duidelijk zijn. Wat onze fractie betreft is de voorliggende Nota een goede eerste aanzet, maar hij behoeft op een aantal punten absoluut verdieping, aanscherping of aanpassing voor dat we tot vaststelling kunnen overgaan."
Voorzitter, leden van de Raad,
Onze tijd is krap, dus in staccato. Onze opmerkingen rubriceer ik in twee categorieën: beleidsmatig en financieel.
Allereerst beleidsmatig.
- Keuze voor faciliterend grondbedrijf als vertrekpunt onder huidige omstandigheden, waaronder financiële positie van de gemeente, prima.
- De optie om onder bepaalde voorwaarden het voeren van een actief grondbeleid open te houden, vinden wij verstandig.
- Akkoord met uw voornemen om het grondprijsbeleid en bijbehorende grondprijzen in 2015 nader uit te werken in een grondprijzenbrief, met als kanttekening dat de Raad hierin wordt meegenomen. Het toepassen van differentiatie in de vaste grondprijs voor sociale woningbouw en woningen in de zorgsector dient wat ons betreft aangevuld te worden met grondprijzen voor maatschappelijke functies.
- Wat betreft kostenverhaal opteert het College voor de anterieure overeenkomst. Wij kunnen ons daarin vinden, mits dit niet leidt tot willekeur en ongelijke behandeling. De nota behoeft op dit punt verduidelijking.
- Het College constateert dat het gemeentelijk beleid inzake kostenverhaal thans behoorlijk versnipperd is en nadere uitwerking behoeft. Maar waarom pas in 2017? Is dat niet rijkelijk laat? Leidt het thans versnipperde beleid tot verschillende uitkomsten van kostenverhaal, afhankelijk van welke beleidsnota van toepassing is? Als dat het geval is achten wij herziening in 2017 zeker te laat.
En dan nu: financieel.
- Met betrekking tot het voorstel om slagvaardigheid bij strategische verwervingen te garanderen, vraagt het College een doorlopende investeringsmachtiging van maximaal € 1,5 miljoen, aangeduid als ‘verwervingskrediet’. Akkoord, maar bij nadere doordenking is het niet nodig dit bedrag als reservering in de Reserve Grondbedrijf aan te houden.
- Bouwgronden in Exploitatie worden gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs. Als de grondexploitatie een tekort vertoont, wordt direct een voorziening getroffen op basis van de netto contante waarde methode. Maar, zo lees ik op pagina 4, in het verloop van de Reserve Grondbedrijf zal rekening worden gehouden met rentetoerekening aan verliesvoorzieningen voor negatieve grondexploitaties. Voorzitter, begrijp ik nu goed dat in geval van negatieve grondexploitaties de verliesvoorziening feitelijk bepaald wordt op basis van de eindwaarde? Dat heeft onze fractie steeds bepleit. Maar schrijf dat dan zo op! En als het College het anders bedoeld, moet u het nog een keer goed uitleggen en de tekst in de voorliggende Nota aanscherpen.
- Niet In Exploitatie Genomen Gronden (NIEGG) worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, dan wel lagere taxatiewaarde tenzij sprake is van een objectief vast te stellen marktprijs. Voorzitter, wij vinden dit een te moeilijk te begrijpen zin en vragen het College de tekst met een cijfervoorbeeld te verduidelijken. Hoe komt het College er overigens bij dat de aanpassing van de waarderingsgrondslag voor NIEGG een aanvullende voorziening vraagt van circa € 700.000? Uit de TRG 2014 herinner ik mij een veelvoud van dit verschil!
- Het College vraagt om een voorbereidingskrediet van € 100.000 om de voorbereidingskosten in de initiatief- en haalbaarheidsfase te dekken. Akkoord, maar als een deel van deze kosten niet terugverdiend kan worden, dient afboeking plaats te vinden ten laste van de Reserve Grondbedrijf en niet ten laste van de Algemene Reserve zoals de tekst op pagina 31 lijkt te suggereren.
- In de Nota wordt opgemerkt dat een grondexploitatie ook kan worden afgesloten als nog niet alle gronden verkocht zijn. Kunt u dat nader toelichten? Er is toch nog steeds sprake van een verkooprisico?
- Tot slot. Op pagina 37 weer een nieuw voorstel over stortingen vanuit de Reserve Grondbedrijf in de Algemene Reserve. In relatief korte tijd al het derde. Weet het College het zelf nog wel? Het nu voorgestelde 3e criterium ‘de terugstorting resulteert de komende 4 jaar niet in een voorziene bijdrage vanuit de Algemene Reserve’ wekt de suggestie dat het College over een ‘glazen bol’ beschikt en in de toekomst kan kijken. Daar geloven wij niet in. Voorzitter, bij de vaststelling van de Nota Risicomanagement 2014 heeft de Raad ingestemd met een verhoging van het zekerheidsniveau van 50% naar 75%. Als gevolg van die verhoging en de in deze Nota voorgestelde aanscherpingen van de waarderingsgrondslagen voor zowel grondexploitaties als Niet In Exploitatie Genomen Gronden is er alle aanleiding om de stortingscriteria naar de Algemene Reserve te vereenvoudigen: (a) weerstandreserve Reserve Grondbedrijf > 1,5 (in plaats van 2) en (b) reserve Grondbedrijf na onttrekking tenminste gelijk aan 10% van de boekwaarde van de grondexploitaties plus de NIEGG. Met deze criteria blijven we zo dicht mogelijk bij de criteria zoals vastgesteld in de Raad van 8 oktober 2013.
Voorzitter, het zal duidelijk zijn. Wat onze fractie betreft is de voorliggende Nota een goede eerste aanzet, maar hij behoeft op een aantal punten absoluut verdieping, aanscherping of aanpassing voor dat we tot vaststelling kunnen overgaan.