Voorzitter,

Stelt u zich eens voor. U ontvangt hulp bij het huishouden en hoort in de loop van 2014 dat er grote veranderingen op stapel staan. Minder professionele zorg, meer op eigen kracht en met het eigen netwerk. Een situatie die veel onzekerheid met zich meebrengt. Onzekerheid die alleen maar groeit wanneer de gemeente meermalen aangeeft dat de veranderingen worden uitgesteld. Onzekerheid ook of u in de toekomst hulp krijgt van de aanbieder van uw voorkeur, bijvoorbeeld omdat u daar een relatie mee hebt opgebouwd of omdat ze zorg leveren die bij uw identiteit past.

We wisten voorzitter, dat 2015 een overgangsjaar zou zijn. We kunnen de onzekerheid verklaren door te wijzen op de techniek. Maar het belangrijkste is dat onze inwoners te midden van alle veranderingen géén last mogen hebben van de keuze voor een systeem. En juist dat hebben ze nu wel.

Tegen deze achtergrond, voorzitter, begrijpt u waarschijnlijk de zorg die onze fractie in toenemende mate had en heeft op het dossier Hulp bij het Huishouden. In hoeverre heeft het College van B&W grip op deze ingrijpende verandering? De start van levering van zorg is al meerdere keren uitgesteld, meerdere keren zijn wij gerust gesteld dat de volgende startdatum echt reëel was. Ook twee weken geleden verzekerde het College ons er bij monde van wethouder Vroegop van dat 20 april niet ter discussie stond.

Tot vandaag? In een brandbrief die wij ontvingen van zorgaanbieders staat dat de startdatum op z’n vroegst 13 juni kan zijn. Er moet, volgens de nota van toelichting op het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, minstens drie maanden zitten tussen de afronding van het inkoopproces en de startdatum voor het leveren van zorg. Daarom vragen we het College wat volgens hén de datum is waarop ons inkoopproces is afgerond. Zowel inwoners als zorgaanbieders verdienen duidelijkheid, verdienen het dat ze informatie krijgen waarop ze kunnen vertrouwen.

Maar, voorzitter, we kijken ook naar de toekomst. Onze fractie concludeert dat de manier waarop we Hulp bij het Huishouden nu toekennen niet voldoet aan onze eigen uitgangspunten. Begin 2014 hebben we besloten dat we (ik citeer): “een zo optimaal mogelijke keuzevrijheid voor inwoners realiseren”. Dat we, weggestopt op pagina 16 van een nota, impliciet gekozen zouden hebben voor een dynamisch selectiemodel doet aan dat uitgangspunt helemaal niets af.

Wie – vanwege een historische relatie of identiteit – voorkeur uitspreekt voor een bepaalde aanbieder, moet er binnen redelijke grenzen op kunnen rekenen dat die aanbieder ook bij hen over de vloer komt. Met onze huidige manier van werken is dat zeer te betwijfelen. Voorkeur telt voor veel zorgvragers – iedereen voor wie de indicatie op 31-12-2014 afliep - slechts 10 punten mee, hetzelfde als een korting van slechts 1% op de prijs of een halve punt in het rapportcijfer over klanttevredenheid. Kortom: in feite telt voorkeur niet of nauwelijks mee.

Om zorgvragers meer zekerheden te bieden dat zij de aanbieder van hun voorkeur over de vloer krijgen overweegt onze fractie een motie. Voor we deze indienen zijn we eerst benieuwd naar de reactie van het College van B&W en de andere fracties over de suggestie die de Wmo Adviesraad doet om voorkeur zwaarder mee te laten wegen.

Overigens hoeft het College zich wat ons betreft niet te beperken andere dynamische selectiemodellen in de zoektocht naar alternatieven, zoals het College volgens de beantwoording van onze vragen van plan is. Naast het dynamisch selectiemodel denken we in ieder geval aan het Zeeuwse Model dat in het verleden succesvol is toegepast.

We roepen het College daarbij ook snelheid te maken zodat er ruim voor 1 januari 2016 duidelijkheid is over de manier waarop we bepalen welke aanbieder hulp bij het huishouden biedt aan een zorgvrager.

De door de ChristenUnie/SGP ingediende motie 'Regie bij de zorgvrager' werd tijdens de raadsvergadering unaniem aangenomen. Klik hier voor de motie.